Café Parlé: delers, makers en reparateurs aan het woord
Een koffietje drinken en terwijl luisteren naar inspirerende makers, delers en reparateurs? Dat kan in het Café Parlé. Wanneer? Op zaterdag 18 november tijdens het Repair & Share Fest in Gent.
Repareren en delen is niet alleen goed voor het milieu. Het helpt je ook om je netwerk uit te bouwen, je talenten in te zetten, waardering te krijgen en om makkelijker toegang te krijgen tot kwaliteitsvolle spullen, ook al heb je het financieel moeilijk. Repareer- en deelinitiatieven kunnen met andere woorden bijdragen aan sociale inclusie. Netwerk Bewust Verbruiken wil dat sociale potentieel van repareer- en deelinitiatieven versterken. Hoe kunnen we dat best aanpakken? Dat is de vraag die we de komende maanden voorleggen aan verschillende onderzoekers, organisaties, denkers en doeners.
Met Erik Paredis en Jonas van Gaubergen van het Centrum voor Duurzame Ontwikkeling aan de Universiteit Gent knoopten we een boeiend gesprek aan over het ontwikkelen van een breed maatschappelijk gedragen repareer- en deelcultuur. We willen weten hoe we dat doel kunnen bereiken vanuit buurtgerichte, kleinschalige initiatieven zoals Repair Cafés, gereedschaps- en kinderspullen-bibliotheken op initiatief van vrijwilligers of een lokale organisatie.
Kleinschalige initiatieven zijn erg belangrijk. Om tot verandering te komen, heb je experimenteerruimtes nodig
Die kleinschalige initiatieven zijn erg belangrijk, steken Erik en Jonas van wal. Om tot verandering te komen, heb je experimenteerruimtes nodig. Binnen het transitiedenken spreken we over 'niches'. Dat zijn plekken waar mensen samen nieuwe manieren van samenleven, produceren, organiseren, beslissen,... kunnen uittesten en ontwikkelen.
Tegenover de niches heb je in de samenleving een aantal dominante systemen. Binnen het transitiedenken noemen we dat 'de regimes'. Simpel uitgelegd, is een regime de dominante manier van denken en handelen, het beleid dat daarbij past, de technologie die ontwikkeld wordt, hoe consumenten zich gedragen. Als het gaat over spullen, dan kan het huidige regime beschreven worden als een lineaire economie: grondstoffen worden ontgonnen, verwerkt tot producten, geconsumeerd en belanden dan op de afvalhoop. Als consument wil je zoveel mogelijk zo-goed-als-nieuwe spullen bezitten. Alles is erop gericht om het aankopen van nieuwe spullen evident en makkelijk te maken.
Wil je tot brede gedragsverandering komen, dan heb je beleidsmaatregelen en grootschalige investeringen in alternatieven nodig
Vaak wordt ervan uitgegaan dat betere informatie de oplossing is. Een label dat laat zien hoe makkelijk een toestel te repareren is, is daar een goed voorbeeld van. Met zo’n label is niets mis. Het kan zeker helpen om mensen bewust te maken. Maar het is geen succesformule voor gedragsverandering.
Uit onderzoek weten we dat mensen hun gedrag meestal niet baseren op weloverwogen, rationele keuzes. Veel bepalender zijn gewoontes, ervaringen, gebruiksgemak,... Wil je tot brede gedragsverandering komen, dan moet je als het ware de infrastructuur van je samenleving aanpassen, het regime dus. Daarvoor heb je beleidsmaatregelen en grootschalige investeringen in alternatieven nodig. Je zult ook een maatschappelijk debat moeten voeren over hoe kosten en opbrengsten verdeeld worden.
Niches kunnen de structuren niet veranderen, maar ze leggen wel de kiemen van verandering en tonen wat mogelijk is. Daarom is het belangrijk om ze te versterken.
Uit onderzoek naar transities blijkt dat een aantal factoren daarbij bepalend zijn. Uiteraard heb je sterke trekkers nodig en voldoende middelen. Maar het is minstens even belangrijk om vanuit de niches een duidelijke, gedeelde visie te ontwikkelen over de verandering die je wil bereiken.
Je moet een helder verhaal hebben over waar je naartoe wilt. Vervolgens moet je proberen om die visie ingang te doen vinden bij belangrijke maatschappelijke actoren, zoals beleidsmakers, het onderwijs, grote middenveldorganisaties,... Je zult dus heel wat energie moeten investeren in het overtuigen en onderhandelen met die actoren en op zoek gaan naar bondgenoten.
Een campagne kan een manier zijn om dat te doen. In elk geval is het belangrijk om op zoek te gaan naar bondgenoten. Zeker als je op 'structurele' drempels botst. Bij repareren kunnen bijvoorbeeld een hoge arbeidskost of het ontbreken van opleidingen een belangrijke drempel vormen. Ga op zoek naar actoren die hier ook mee geconfronteerd worden en bekijk hoe jullie elkaar kunnen versterken.
Een andere cruciale voorwaarde om tot een sterke niche te komen, is dat je de kennis die je ontwikkelt, expliciteert en deelt.
Er moet bewust gezocht worden naar manieren en methodes om kennis en ervaring te delen. In ons onderzoek merkten we dat daar bij burgerinitiatieven vaak te weinig aandacht is. Kennis en netwerk zitten er vaak bij enkele personen. Vallen die personen weg, dan is die kennis weg en moeten de opvolgers alles opnieuw opbouwen. Kennis doorgeven is blijkbaar niet zo evident als het vaak lijkt.
Erik Paredis is doctor in de Politieke Wetenschappen, licentiaat in de Economische Wetenschappen en in de Germaanse filologie. Sinds 2001 is hij als onderzoeker verbonden aan het Centrum voor Duurzame Ontwikkeling (CDO) aan de Universiteit Gent. Zijn onderzoek focust op socio-technische systeeminnovatie, duurzaamheidstransities, transitie governance, toekomstvisies en scenario's en sociotechnische 'imaginaries'. Thematisch bevindt veel van dat werk zich in de domeinen circulaire economie, voedsel en landbouw, wonen en bouwen.
Jonas Van Gaubergen is master in de filmstudies en de visuele cultuur (Universiteit Antwerpen) en de sociologie (Universiteit Gent). Sinds 2019 is hij als doctoraatsonderzoeker verbonden aan het CDO van de UGent. De eerste fase van zijn onderzoek richt zich op de rol van zogenaamde disruptieve innovaties in het kader van transitieprocessen naar een (meer) circulaire economie.
Meer over het CDO vind je hier.
Dit interview kadert in het project ‘Wij Repareren’ waarvoor Netwerk Bewust Verbruiken samenwerkt met Cera.