Het Vlaams Instituut Gezond Leven heeft de nieuwe voedingsdriehoek op zijn kop gezet. Zo gaat de meeste aandacht meteen naar die producten waarvan we méér moeten eten: groente, fruit, volkoren graanproducten, peulvruchten, noten en zaden, en onverzadigde oliën en vetten. In de punt onderaan bengelt datgene wat we minder moeten eten: vlees en verzadigde oliën en vetten.
Het instituut durft het bovendien aan om een aantal producten duidelijk buiten de driehoek te plaatsen, zoals sterk bewerkte voedingsmiddelen. Die worden gezien als overbodig en liever te vermijden. Het Instituut vraagt tot slot om verspilling tegen te gaan met het oog op genoeg gezond voedsel voor de toekomstige generaties. Opnieuw een moedig pleidooi en een impliciete vraag naar een duurzamere manier om voedsel te produceren en consumeren.
Net als de biosector pleit Gezond Leven voor meer plantaardig en minder dierlijk, voor minder verspilling en een langetermijnvisie.
Duurzaamheid op kop
De biosector kan zich grotendeels goed vinden in deze nieuwe voedingsrichtlijnen. Zo zijn we blij dat de voedingsdriehoek duurzaamheid vooropstelt en een langetermijnvisie uitdraagt. Duurzaamheid zit gebeiteld in de vier principes van de biosector: Gezondheid, Ecologie, Billijkheid en Zorg. De biosector streeft expliciet naar een landbouwmethode die een gezonde voedselproductie mogelijk maakt, nu en in de toekomst. Voedselverspilling vermijden hoort daar bij.
Net als het instituut pleit de biosector voor meer plantaardige en minder dierlijke voeding. Dat pleidooi vloeit ook voort uit logische ecologische keuzes: duurzame en diervriendelijke melk of vlees vergen een grondgebonden veehouderij, en dus grond. Als we iedereen nu en in de toekomst willen voeden, dan moet ook deze grondgebonden veehouderij beperkt worden en maximaal gebruik maken van minderwaardige gronden die niet geschikt zijn voor teelten. Zo'n veehouderij levert dan een aanvulling op een overwegend plantaardig dieet en vormt zeker niet de hoofdmoot van het dagelijkse bord. Daarom pleit de biosector voor minder maar beter vlees.
Strenge eisen voor verwerking
Ook looft de biosector de stap om sterk bewerkte producten niet op te nemen in de voedingsdriehoek. Bioverwerkende voedingsbedrijven krijgen extra normen opgelegd. Zo mogen grondstoffen niet sterk bewerkt worden in bio. Verschillende additieven, hulpstoffen en technieken die wel zijn toegelaten in de gangbare voedingsindustrie mogen niet gebruikt worden in biologische voedingswaren. Voor vleeswaren stelt de biowetgeving bijvoorbeeld strengere eisen voor nitriet. Plantaardige oliën zijn in bio per definitie van hoge kwaliteit want ze worden altijd geproduceerd door mechanische persing; andere technieken, zoals extractie met behulp van chemische hulpstoffen, zijn niet toegelaten.
De voedingsdriehoek zou volgens ons nog meer kunnen ingaan op de kwaliteit van voedingswaren. Want voor bio is kwaliteit een kernbegrip. Dit vloeit voort uit de verschillende normen die gevolgd worden voor bioproducen. Kortom, de biosector vaart de juiste koers met de visie waarmee ze al decennialang voedsel produceert!
Biowinkels: partners in gezonde voeding
Uit onderzoek blijkt trouwens dat doorsnee bioconsumenten gezondere keuzes maken en deze nieuwe voedingsdriehoek al toepassen. Niet zo verwonderlijk als je een kijkje neemt in een typische biowinkel: biowinkels bieden voedingswaren aan die het makkelijker maken om voor een gezond voedselpatroon te kiezen. Je vindt er bij uitstek veel verschillende groente en fruit, voornamelijk volkorenbrood, een groot scala aan volkoren graanproducten, diverse soorten noten en pitten, een ruime keuze aan weinig bewerkte plantaardige voedingswaren, een beperkt aanbod kwaliteitsvol vlees en (opnieuw) weinig bewerkte vleeswaren en weinig snoep of frisdrank. Anders gezegd: de biowinkelier helpt consumenten om gezonde keuzes te maken. Een pluim voor de hele biosector!
Zoek een biopunt in je buurt!