Repareren en delen is niet alleen goed voor het milieu. Het helpt je ook om je netwerk uit te bouwen, je talenten in te zetten, waardering te krijgen en om makkelijker toegang te krijgen tot kwaliteitsvolle spullen, ook al heb je het financieel moeilijk. Repareer- en deelinitiatieven kunnen met andere woorden bijdragen aan sociale inclusie. Netwerk Bewust Verbruiken wil dat sociale potentieel van repareer- en deelinitiatieven versterken. Hoe kunnen we dat best aanpakken? Dat is de vraag die we de komende maanden voorleggen aan verschillende onderzoekers, organisaties, denkers en doeners.
De eerste in de reeks zijn Ann Crabbé en Stijn Oosterlynck van de Universiteit Antwerpen. Beiden maken deel uit van een nieuwe onderzoeksgroep die sociologen gespecialiseerd in armoede en diversiteit en milieu-sociologen samenbrengt in het Centre of Research on Environmental and Social Change. Onze vraag zit dus pal in hun onderzoeksdomein. Zij raden ons aan om aan de slag te gaan met volgende uitdagingen en kansen.
Stimuleer het middenveld om de repareer- en deeleconomie vorm te geven
Of de repareer- en deeleconomie sociaal inclusief zal zijn, hangt volgens Crabbé en Oosterlynck af van de omgeving waarin ze wordt ingebed. Laten we de deel- en repareer-economie aan de vrije markt over, aan de durfkapitalisten en technologie-ondernemers uit Silicon Valley, dan is de kans groot dat er monopolies, uitholling van sociale rechten en sociale uitsluiting ontstaan en ze allesbehalve duurzaam zal zijn. Dat bleek al uit verschillende onderzoeken (onder meer 'Eerlijk Delen' van het Rathenau instituut en 'Debating the sharing economy' van Juliet Schor).
Het middenveld zou de kans moeten grijpen om de repareer- en deeleconomie mee vorm te geven
Daarom zien Crabbé en Oosterlynck een belangrijke rol weggelegd voor het middenveld. Ze begrijpen dat heel wat middenveldorganisaties, zoals de vakbonden, erg kritisch staan tegenover de zogenaamde klus-economie en bij uitbreiding tegenover deeleconomie. Toch zou het middenveld volgens hen de kans moeten grijpen om de repareer- en deeleconomie mee vorm te geven. Dat kunnen ze doen door experimenten op te zetten, praktijken te begeleiden en op te schalen. Vanuit hun expertise moeten ze ook de overheid aanspreken om een regelgevend kader te creëren dat inclusieve deel- en repareer-initiatieven faciliteert en uitsluitende praktijken tegengaat. Een aantal grootstedelijke overheden doen daar vandaag al een poging toe in het Sharing Cities Declaration van de Sharing Cities Alliance (zie bijvoorbeeld resultaten Sharing Cities Summit in Barcelona, 2018).
Bouw bewust aan sociale inclusie
Ook als deel- en repareer-initiatieven vanuit middenveldorganisaties of burgers opgezet worden, is inclusie volgens Crabbé en Oosterlynck geen vanzelfsprekendheid. Veel initiatieven worden getrokken door mensen uit de middenklasse. Zij hanteren - al dan niet bewust - normen die andere mensen uitsluiten. Zo worden mensen die eten in plastiek schoteltjes aanbieden op online maaltijddeelplatformen vaker negatief beoordeeld door milieubewuste deelnemers. Als je een divers publiek wil bereiken en ook kwetsbare mensen wil laten deelnemen, dan lukt dat alleen als het een bewuste keuze is en je dat ook in je model meeneemt.
Vertrek van ‘banale’ praktijken waarin iedereen zich kan vinden
Als je uitsluiting wilt vermijden, is het volgens Crabbé en Oosterlynck belangrijk om geen normen op te leggen. Wat repareren betreft, zien zij dit wel lukken. Dingen proberen te repareren, aan iets prutsen dat kapot is in de hoop het hersteld te krijgen, dat is iets wat iedereen kent en doet. Het is minder een ‘lifestyle’ van een bepaalde niche. Er spreekt geen norm uit.
Bij delen is dat volgens hen minder het geval. Mensen die vandaag auto’s, huizen, tuinen of voedsel delen, doen dit vaak vanuit een bewuste keuze, vanuit bepaalde waarden en normen. Veel mensen ervaren delen daarom als iets dat ‘niet voor hen’ is, zeker als ze ervaren dat de waarden en normen van andere deelnemers in het deelinitiatief anders zijn dan die van hen. De uitdaging is om de deelsystemen in samenspraak met deze mensen vorm te geven, zodat ze beantwoorden aan hun behoeften en levenswijze.
Stel de heersende economische normen in vraag
Wat als elke stad kapotte toestellen ter plaatse zou laten repareren, hergebruiken en recycleren? Hoeveel jobs zou dat creëren?
Repareren gebeurt vandaag vaak door vrijwilligers, of in sociale tewerkstelling. De expertise en het werk van deze mensen zijn maatschappelijk en ecologisch erg waardevol, maar worden economisch niet gewaardeerd. We moeten dit volgens Oosterlinck wat vaker hardop in vraag durven stellen. Waarom wordt dit werk economisch niet gewaardeerd? Waarom worden zoveel competenties en jobkansen niet benut? En wat zou er gebeuren als we regelgeving zouden ontwikkelen die ons verplicht in elke stad de kapotte toestellen ter plaatse te houden om te laten repareren, hergebruiken en recycleren? Hoeveel en wat voor jobs zou dit creëren?
Deze adviezen sterken onze overtuiging dat de repareer- en deeleconomie het potentieel heeft om tot structurele verandering te leiden. In volgende gesprekken zoeken we verder uit hoe we dichterbij dat doel komen.
Stijn Oosterlynck is stadssocioloog en woordvoerder van het Centre of Research on Environmental and Social Change (CRESC) van de Universiteit Antwerpen (UA). Hij doet onderzoek naar sociale ongelijkheid, armoede en sociale uitsluiting, solidariteit, stedelijke ontwikkeling en beleid.
Ann Crabbé is milieusocioloog en beleidswetenschapper bij het CRESC van de UA. De introductie van ‘new modes of governance’ in duurzaamheidstransities, doorwerking van kennis in beleid en de ontwikkeling en toepassing van methoden voor beleidsevaluatie zijn haar belangrijkste onderzoeksthema’s.
Je kunt het CRESC ook volgen via Twitter @CRESC_UA of Facebook @CRESC.Uantwerpen.
Dit interview kadert in het project ‘Wij Repareren’ waarvoor Netwerk Bewust Verbruiken samenwerkt met Cera.